In Geetbets timmert Annick Beeterens samen met vele helpende handen aan haar droom van een biodiverse, warme en vruchtbare plek.
De ouders van Annick Beeterens waren tuinbouwers en kweekten tomaten en salade in hun serres. Aan het einde van bijna iedere rij tomaten slingerde de druivelaar, waarvan de druiven haast niet de tijd kregen om blauw te kleuren. De rest van het land werd gebruikt om aardbeien en aalbessen te kweken. En de kleine stukjes daartussendoor stonden vol met fruitbomen, voor eigen gebruik en om weg te geven. Hun zomers brachten ze na het werken vaak door in een kersenboom of onder een appelboom.
Haar ouders zijn ondertussen al enkele jaren gepensioneerd. De serre werd grotendeels afgebroken. Haar vader hield naar best vermogen de rest nog overeind. Toen hij plots overleed, bleek het allemaal al snel te veel voor moeder Julia.
Annick is vastbesloten om het land van haar ouders nieuw leven in te blazen. Het doel? Samen met anderen geïnteresseerden een biodiverse, warme en vruchtbare plek creëren, waar mensen bovendien kunnen vertragen en aarden.
Voedselbossen zorgen voor biodiversiteit en voor een gezondere bodem, omdat ze beter bestand zijn tegen een wijzigend klimaat. Omdat ze mens en dier uitnodigen om te komen, omdat ze de mooiste plaats zijn voor bestuivende insecten in onze streken. Omdat ze ons van voedsel kunnen voorzien!