We naderen steeds sneller het moment waarop onze planeet een onleefbare plek voor menselijk leven zal zijn. Toch zijn we het aan toekomstige generaties verplicht de moed niet op te geven. Kan gezamenlijke actie nog een verschil maken? En hoe zou die er uit kunnen zien? Het wordt een gevecht van David tegen Goliath. Wetenschapper Marian Deblonde schreef er deze gastblog over.
Bijna dagelijks worden we geconfronteerd met de verwoestende gevolgen van klimaatverandering. Uit elk nieuw IPCC-rapport blijkt dat we nog steeds een koers varen richting vernietiging van een voor mensen geschikt leefmilieu. Om het gevecht dat ons wacht aan te gaan, moeten we eerst een helder zicht op de huidige situatie krijgen. Wie of wat is Goliath? En wie kan op welke manier een tegenkracht zijn?
Duurzame ontwikkeling wordt in Our Common Future omschreven als “ontwikkeling die tegemoet komt aan de noden van huidige generaties, zonder de mogelijkheid van toekomstige generaties om in hun eigen noden te voorzien in gevaar te brengen”.
Our Common Future is het rapport van de Commissie Milieu en Ontwikkeling van de Verenigde Naties dat in 1987 verscheen, ook wel bekend als het Brundtland-rapport, naar de commissievoorzitster, Gro Harlem Brundtland. Dit rapport introduceert voor de hele wereld het concept van duurzaamheid.
In het verhaal van David tegen Goliath verslaat de underdog, David, een veel sterkere tegenstander, Goliath.
Wie of wat is de Goliath waartegen we vechten als we het voor duurzaamheid willen opnemen? De Goliath in dit verhaal is de cultuur van wereldwijde industrialisering in dienst van kapitalistische economieën. Een cultuur die onderbouwd wordt door pseudo-wetenschappelijke mythes.
Om de hoop dat we het tij nog kunnen keren levend te houden, moeten we bedenken hoe we wereldwijd een David kunnen vormen die zich kan meten met deze Goliath. Het is duidelijk dat de transitie die nodig is, veel fundamenteler is dan wat de Europese Unie ons nu voorhoudt.
We hebben een transitie van ons economisch systeem nodig en die zullen we allemaal samen — beleidsmensen, burgers, wetenschappers, kunstenaars, het middenveld — moeten afdwingen. Dat is een heel dringende karwei, want veel tijd rest er niet.
Het is duidelijk dat de transitie die nodig is, veel fundamenteler is dan wat nu bijvoorbeeld de Europese Unie ons voorhoudt
Het is een mythe dat ongelijke verdeling van rijkdom heilzaam is, omdat rijkdom van de rijken naar de minder bedeelden zou doorsijpelen. Wat wel doorsijpelt zijn de dure, voor het milieu schadelijke en onnodige consumptiepatronen.
Mensen in ongelijke samenlevingen besteden hun geld niet alleen om basisbehoeften te vervullen, maar ook om mee te tellen, om hun gevoel van eigenwaarde te redden. Daarvoor werken ze zich soms in de schulden. Ongelijkheid is kortom zowel voor het milieu als het welzijn schadelijk.
Hoe hard een aantal economen en opiniemakers ook proberen om zonder enige onderbouwing de ontgroei-economie af te doen als pseudowetenschap, het is net die ontgroei-economie die de toekomst kan verzekeren.
In zijn boek Minder is Meer. Hoe ontgroei de wereld zal redden (2021) legt Jason Hickel met cijfers en grafieken uit dat voortdurende groei niet nodig is om in de basisbehoeften van de hele wereldbevolking te voorzien. Wel nodig is een rechtvaardige verdeling van welvaart, zodat het inkomen van iedere wereldburger boven de armoede-inkomensgrens van 7,40 dollar per dag uitkomt.
Alleen al de rijkste 1 procent, aldus Jason Hickel, strijken jaarlijks 19 biljoen (dat is 19.000 miljard) dollar op aan inkomen, bijna een kwart van het mondiale inkomen. 'Om te voorzien in openbare gezondheidszorg voor iedereen in het mondiale Zuiden is ongeveer 10 biljoen dollar nodig. Let wel: dit is slechts de helft van het jaarlijkse inkomen van de rijkste 1 procent. Als we de 10 biljoen dollar overtollig inkomen van de rijkste 5 procent zouden besteden aan de armen van de wereld, zouden we de armoede in een klap kunnen opheffen en de wereldwijde gezondheidskloof dichten.'
Kijken we niet alleen naar het inkomen, maar ook naar het vermogen, dan blijkt dat de rijkste 1 procent een vermogen bezitten ter waarde van 158 biljoen (dus 158.000 miljard) dollar, wat neerkomt op bijna de helft van het totale wereldvermogen.
De rijkste 1 procent strijkt bijna een kwart van het mondiale inkomen op
De aarde is geen onuitputtelijke bron van energie en materie. Zuinig gebruik van de op onze planeet beschikbare energie en materie is geboden, volgens de Roemeense econoom en een van de grondleggers van de ecologische economie Nicholas Georgescu-Roegen.
In zijn bekendste werk De wet van de entropie en het economische proces uit 1971 betoogt hij dat volgens de wetten van de thermodynamica, een deelgebied van de fysica, onze economie niet eeuwig kan groeien.
De bruikbare energie en materie op aarde degraderen onvermijdelijk tot onbruikbare energie en materie. Het komt er voor ons dus op aan om in ons economisch systeem zo weinig mogelijk artificiële energie en materie te gebruiken.
Alleen een gezond leefmilieu kan biologische organismen, dus dieren, mensen, planten en bacteriën, in goede vorm houden en laten bestaan als bron van natuurlijke energie. En daar wringt het schoentje. Verschillende aspecten van ons planetaire ecosysteem staan onder druk. Er is niet alleen de klimaatcrisis, maar ook de verzuring van de oceanen, ontbossing, biodiversiteitsverlies, zoetwaterverlies en de stikstofcrisis.
Het is niet handig dat wetenschappers telkens nieuwe technologieën op onze samenlevingen loslaten — eerst digitalisering, nu artificiële intelligentie — die de energie- en materiaalhonger drastisch doen stijgen. Op korte termijn varen sommige bedrijven daar wel bij, maar dan wel ten koste van jobs, de arbeidsvreugde van werknemers en van het verwerven van menselijke sociale en technische vaardigheden.
In september zag ik op TV een oudere man, gezeten op een muurtje in een door bosbranden verteerd stukje Griekenland. Hij vertelde over zijn vrees voor een ‘dode lente’ waarin de natuur niet terug tot leven komt en die de plaatselijke bevolking de kans ontneemt om zoals vanouds zelf voor hun voeding in te staan. Een angstaanjagend perspectief.
Hoe ontstellend is het dan niet om keer op keer te ervaren dat mensen die bezorgdheid over de klimaatverandering uitdrukken — niet alleen in de media maar ook in de privésfeer; en niet alleen door politici, maar ook door sommige academici en andere ‘intellectuelen’ — nog steeds achteloos weggezet worden als doemdenkers, pessimisten, of nog meer vernederend: infantiele klimaatmeisjes?
Professor Duurzaam Ondernemen aan de Amerikaanse universiteit in Michigan Andrew Hoffman wijst op de noodzaak om onze eigenwaarde niet te laten bepalen door wat we hebben, maar door wie we zijn, door de manier waarop we zin geven aan ons leven, door wat we betekenen voor de mensen om ons heen. Vanaf een minimale levensstandaard hangt eigenwaarde meer af van ons sociaal dan van ons financieel vermogen.
Het zou helpen als overheden een verbod of minstens beperkingen zouden opleggen aan bedrijven om burgers te manipuleren met dure reclamecampagnes voor allerlei onnodige, luxueuze, trendy producten. Nog beter zou zijn om de sleutels voor een duurzame toekomst te gebruiken.
Dit opiniestuk verscheen eerder op de website van PALA, het initiatief van voormalig vrt-journalist Dirk Barrez, dat mee aan de wieg stond van diverse maatschappelijke initiatieven zoals TransitieNetwerk Middenveld, NewB, dewerldmorgen.be...
Marian Deblonde studeerde natuurkunde en wijsbegeerte en behaalde een doctoraat in het domein van de milieueconomie aan de Universiteit van Wageningen. Met deze achtergrond deed zij onderzoek aan de Universiteit Antwerpen, Universiteit Utrecht en VITO naar Technology Assessment (TA). TA is de discipline die zich verdiept in de maatschappelijke effecten van technologische innovaties.